Onderwijs & Wetenschap
Voor je ligt het hoofdstuk over Onderwijs & Wetenschap van de Jonge Democraten. Hierin vind je onze belangrijkste standpunten en visie op deze onderwerpen. Ben je geïnteresseerd in specifiekere punten? Kijk dan eens naar onze moties. Mis je iets in dit hoofdstuk of moet er iets anders? Sluit je aan bij de werkgroep en denk mee!
11. Onderwijs en wetenschap als fundament voor de samenleving van morgen
Een liberale samenleving vereist individuen die overwogen keuzes kunnen maken. De Jonge Democraten beschouwen zelfontplooiing van het individu daarom als één van de belangrijkste doelstellingen van het overheidsbeleid. Onderwijs en wetenschap zijn de breedste en meest diepgaande middelen waarmee hier direct en indirect naar gestreefd kan worden. Onderwijs en wetenschap zijn kleurrijk en grenzeloos, zorgen voor innovatie en welvaart en zijn de sleutel tot vooruitgang. Ze laten mensen kennismaken met een keur aan perspectieven op de werkelijkheid, om hen zo in staat te stellen zich onafhankelijk te ontwikkelen. Ook fungeren onderwijs en wetenschap als middelen om te voorzien in maatschappelijke en economische behoeftes. Effectief en faciliterend onderwijs- en wetenschapsbeleid dat op de lange termijn is gericht zijn hierom dan ook cruciaal.
11.1 Het beste onderwijs met gelijke kansen voor iedereen
11.1.1 Zet het individu centraal
De Jonge Democraten willen een onderwijssysteem waar de behoeften van het individu voorop staan en de leraar wordt gewaardeerd. In jouw schoolloopbaan vorm je samen met de onderwijsgevenden een eigen ontwikkelpad. Uiteindelijk kun je door toegankelijk en flexibel onderwijs een leven lang blijven leren. In Nederland bepaalt niet het opleidingsniveau jouw waarde en identiteit, maar bepalen kennis en vaardigheden jouw plek in de maatschappij.
11.1.2 Zet in op flexibilisering
Iedereen hoort de kans te krijgen hun talenten te ontwikkelen. Elk kind tot vier jaar zou daarom via voorschoolse educatie al de mogelijkheid moeten hebben tot een kansrijke instroom in het basisonderwijs. Financiering hiervan moet gesubsidieerd worden via de overheid. Verder moet aan het eind van het basisonderwijs de score van de eindtoets goed worden doorgesproken met leraar, ouder en leerling.
In het voortgezet onderwijs en vervolgonderwijs (mbo, hbo, wo) worden de leerlingen en studenten wel ingedeeld per niveau, maar niet beperkt tot één niveau. De overheid moet de ruimte geven om leerlingen of studenten op één of meerdere onderwijsinstellingen tegelijkertijd vakken te laten volgen op een praktisch, beroepsgericht en theoretisch niveau. Vervolgstudies moeten de toegangseisen van de opleiding afstemmen op losse vakken en daarmee de minimumeisen zelf bepalen. De overheid stelt minimumeisen vast.
Studenten horen zelf de baas te zijn over hun eigen agenda, door het onderwijs flexibel in te delen. Zo ontstaat er ruimte voor extracurriculaire activiteiten of mantelzorg. De Jonge Democraten vinden dat in het kader van een leven lang leren het voor iedereen mogelijk moet zijn om in deeltijd te studeren zonder te betalen voor de hele studie. Door het eigenaarschap van de schoolloopbaan bij de persoon zelf te leggen ontstaat er een doorlopende leerlijn.
11.1.3 Zorg voor toegankelijk onderwijs
Onderwijs moet zowel fysiek als financieel toegankelijk zijn. Bij fysiek toegankelijk kan worden gedacht aan rolstoeltoegankelijkheid, prikkelvrije ruimtes en online leeromgevingen. Voor leerlingen die dat nodig hebben moet het speciaal onderwijs blijven bestaan. De overstap van speciaal naar regulier onderwijs of andersom moet wel zo gemakkelijk mogelijk worden gemaakt. Het speciaal onderwijs moet kunnen passen binnen het reguliere onderwijs door bijvoorbeeld een speciaal onderwijs klas aan te bieden binnen een reguliere school.
Bij financiële toegankelijkheid voor iedereen kunnen we denken aan de vrijwillige ouderbijdrage en het beschikbaar stellen van lesmaterialen. De financiële situatie van ouders mag op geen enkele manier het onderwijs van het kind in de weg staan. Schaduwonderwijs dat zich alleen richt op het halen van toetsen is niet gewenst. Scholen horen centraal te staan in een netwerk van initiatieven zoals extra begeleiding, sport, kunst- en cultuuronderwijs om zo het schaduwonderwijs zo veel mogelijk tegen te gaan.
11.1.4 Waardeer onderwijzend personeel
De leraar moet meer gewaardeerd worden. Het onderwijs voor toekomstige leraren moet worden aangepast zodat leraren vanuit hun talenten kunnen lesgeven. In de opleiding zijn pedagogiek, didactiek en taalbeheersing de basis. Daarna zorgen vakspecifieke en doelgroepgerichte modules voor verdere voorbereiding waardoor met iedere aanvulling makkelijker overgestapt kan worden naar een ander schooltype.
De Jonge Democraten vinden dat in het primair onderwijs 1 fte per 20 leerlingen moet staan. In het voortgezet onderwijs dient 1 fte per 20 klokuren voor de klas te staan. Onderwijsinstellingen mogen zelf bepalen of er meer handen in de klas komen, er minder uren wordt lesgegeven of de klassen kleiner worden. De taken die het onderwijzend en onderwijsondersteunend personeel uitvoeren moet te allen tijde erkend en betaald worden. Een assistent die een onderwijzende taak doet hoort hier dus ook voor betaald te worden. In alle soorten onderwijs horen leraren hetzelfde basissalaris te krijgen, waarna elke taakuitbreiding, extra ervaring of diploma een verhoging van het salaris betekent.
De Jonge Democraten vinden verder dat het onderwijs en de klas geen eiland moet zijn. Het moet dus aangemoedigd worden om als klas op bezoek te gaan bij instanties voor buitenschools activiteiten of hiervoor instanties binnen de school te halen. De buurt en onderwijsinstellingen moeten meer met elkaar verweven worden. Er kan ook gedacht worden aan extra inzet van onderwijsassistenten, co-teachers, kunst- en cultuurdocenten en sportdocenten.
11.1.5 Medezeggenschap en goed bestuur
Medezeggenschap bevordert het democratische proces binnen onderwijsinstellingen. Om medezeggenschap sterk te houden moet het medezeggenschapsorgaan en hun mening zichtbaar zijn voor alle betrokkenen. De mate van inspraak wordt groter naarmate jongeren ouder worden. Bestuurslagen moeten daarbij transparant zijn zodat hun handelen en geldstromen zichtbaar en opvraagbaar zijn. Binnen het primair en voortgezet onderwijs moeten alle leerlingen betrokken worden bij medezeggenschap, bijvoorbeeld door middel van gekozen klassenvertegenwoordigers. Daarnaast kan de ouderraad advies geven over de werking van de school.
Binnen het vervolgonderwijs kan de medezeggenschap veel intensiever. Door middel van decentrale raden wordt de stap naar medezeggenschap makkelijker gemaakt. De Jonge Democraten vinden daarom dat elke opleiding of cluster een raad moet hebben om medezeggenschap bereikbaar te maken voor elke student. Decentrale raden blijken echter niet altijd goed te functioneren door weinig ondersteuning en beperkende regels. Om de medezeggenschap zo transparant en effectief mogelijk te maken moeten alle medezeggenschapslagen, studenten en docenten direct met elkaar kunnen communiceren. Ook evaluaties moeten openlijk gecommuniceerd worden met alle betrokkenen. Er zal echter wel gelet moeten worden op constructieve feedback.
Verder vinden de Jonge Democraten de positie van reguliere medezeggenschapsraden op universiteiten, hogescholen en mbo’s moet worden versterkt. De rechten en plichten van de raden moet wat de Jonge Democraten betreft worden uitgebreid en onderwijsinstellingen moeten trainingen en juridische ondersteuning voor de raden gaan faciliteren om verdere professionalisering te bevorderen. Daarnaast hoort het aantal betaalde uren van medezeggenschappers in verhouding te zijn met de verwachte werkzaamheden. Deze moeten jaarlijks geëvalueerd worden met medezeggenschappers, oud-medezeggenschappers en bestuurders. De hoogte van de vergoeding voor studentleden moet tenminste gelijk zijn aan een door de overheid vastgesteld landelijke minimumnorm. Deze minimumnorm is gebaseerd op een minimum aantal uren en een compensatie conform schaal SA in CAO Nederlandse Universiteiten. Naast een financiële waardering kan ook worden gedacht aan een niet-financiële waardering, zoals een certificaat
11.1.6 De rol van de overheid
Vrijheid van onderwijs is één van de belangrijkste pijlers in het Nederlandse onderwijssysteem. De overheid legt minimumeisen vast voor de kwaliteit van het onderwijs en koppelt de financiering hier aan. De Onderwijsinspectie controleert de scholen op kwaliteit door de visie en richtlijnen van de onderwijsinstelling te evalueren. Cijfers mogen in inspectierapporten worden meegenomen, maar zijn niet bepalend. Ook bij het vervolgonderwijs is het aantal binnen de gegeven tijd afgestudeerde studenten geen maatstaf voor de kwaliteit van het onderwijs. Rendementsdenken is dus niet meer van deze tijd.
Om vrijheid van en toegang tot elke vorm van onderwijs te beschermen moet de scheidslijn tussen bijzonder onderwijs en openbaar onderwijs verdwijnen. Leraren en leerlingen kunnen daarom niet meer worden afgewezen en onderwijsinstellingen krijgen geen extra financiering meer vanuit andere organisaties dan de overheid. De Jonge Democraten vinden dat de overheid weinig te zeggen heeft over de vorm en visie van het onderwijs, met als enige eis dat de Onderwijsinspectie controleert op het zo neutraal mogelijk onderwijzen over de meest vooraanstaande religies en levensbeschouwingen. Om het onderwijs neutraal en actueel te houden wordt in samenspraak met meerdere partijen binnen het Nederlandse onderwijs om de vijf jaar het curriculum geëvalueerd en eventueel aangepast. Schoolboeken zullen daardoor niet meer actueel genoeg zijn, en hebben in de toekomst niet de leidende, maar een ondersteunende functie. De Jonge Democraten vinden bovendien dat scholen meer ruimte moeten krijgen om volwaardige, kwalitatieve vakken in het Engels aan te bieden. Om het tweetalig onderwijs meer mogelijkheden te geven zouden de eindexamens ook in het Engels beschikbaar moeten zijn.
De Jonge Democraten vinden dat wetgeving rond curriculum en onderwijsorganisatie moet worden aangepast om beter aan te sluiten bij de specifieke onderwijsbehoeften van de leerling. Scholen die willen vernieuwen moeten dit gemakkelijker kunnen doen. Zo zou bijvoorbeeld het aantal (onnodige) verplichte lesuren naar beneden kunnen zodat er meer tijd vrijkomt voor persoonlijke ontwikkeling buiten de klas. De Jonge Democraten vinden bovendien dat scholen meer ruimte moeten krijgen om volwaardige, kwalitatieve vakken in het Engels aan te bieden. Om het tweetalig onderwijs meer mogelijkheden te geven zouden de eindexamens ook in het Engels beschikbaar moeten zijn.
De Jonge Democraten geloven in gelijke kansen voor alle leerlingen. Net als in Europees Nederland moet dit ook het geval zijn in Caribisch Nederland en moet worden gestreefd naar een gelijke kwaliteit van onderwijs. Naast vrijheid van onderwijs moeten de onderwijsinstellingen in Caribisch Nederland hun autonomie kunnen behouden. Wel moet de overheid aandacht blijven houden voor het onderwijs op de BES-eilanden en de complexe vraagstukken waar de onderwijsinstellingen aldaar mee te maken hebben. Hiervoor zien de Jonge Democraten het belang van maatwerk, het toekennen van meer financiële middelen en een integrale interdepartementale aanpak. De onderwijskwaliteit omvat niet alleen het effectief aanleren van kennis en vaardigheden, ook hebben scholen een burgerschapsopdracht. Bij burgerschap staat het (leren) functioneren in de democratische rechtsstaat centraal. De Jonge Democraten zijn van mening dat uit deze opdracht de vrijheid van onderwijs beperkt binnen de grenzen van de overige artikelen van de grondwet.
11.1.7 Financiering van onderwijs
De Jonge Democraten vinden dat er de komende jaren flink geïnvesteerd moet worden in onderwijs. Het financieren van toegankelijke en goed onderhouden onderwijsomgevingen voor primair en voortgezet onderwijs moet worden gedecentraliseerd. Scholen moeten verder een duurzame en leefbare leeromgeving hebben. De Jonge Democraten zijn voorstander van een negatieve inkomstenbelasting (een verzilverbare belastingkorting ter vervanging van de sociale inkomensvoorzieningen) die ook de studiefinanciering gedeeltelijk vervangt. Het collegegeld en de aanvullende beurs worden afgeschaft. De optionele studielening en het studentenreisproduct blijven behouden.
De Jonge Democraten vinden dat iedereen die na de zomer van 2015 studieschuld heeft opgebouwd onder het leenstelsel recht heeft op compensatie. Deze compensatie moet in ieder geval toegankelijker en uitgebreider zijn dan de nu aangeboden studievoucher van 2000 euro. Op het vervolgonderwijs mogen instellingen niet gestraft worden wanneer studenten langer doen over de formele studieloopbaan. Studenten mogen wel aangemoedigd worden om binnen acht jaar af te studeren.
11.1.8 Internationalisering draagt bij aan goed onderwijs
Voor studenten is studie en stage in het buitenland een manier om zelfstandigheid en verantwoordelijkheid te vergroten. De Jonge Democraten vinden daarom dat studie en stage in het buitenland gestimuleerd moeten worden. Alle studenten kunnen daarbij aanspraak maken op de Erasmusbeurs. Het aanvragen hiervan moet niet een te grote drempel zijn. Voornamelijk het beroepsonderwijs op internationaal gebied moet worden verbeterd door het bevorderen van stages in het buitenland. Verder moet de Europese Unie een coördinerende rol op zich nemen gelijke onderwijsvormen met elkaar te koppelen zodat bijvoorbeeld beroepsgerichte studies elkaar internationaal kunnen vinden.
De internationale student is in Nederland welkom en heeft toegang tot introductieweken, medezeggenschap, verenigingen en Nederlandse taalcursussen, mits er genoeg woonruimte beschikbaar is. Onderwijsinstellingen hebben het recht om studenten van buiten de EU te weigeren en studenten uit de EU te ontraden om in Nederland te komen studeren, als ze zien dat er onvoldoende huisvesting is.
Binnen de Europese Unie kan geïnvesteerd worden in Europa-brede projecten waar de focus ligt op het faciliteren van meertalig onderwijs, leerplicht in alle landen doortrekken tot 18 jaar en en werken aan internationale erkenning van het onderwijsniveau door middel van evaluaties. Verder moet er in de Europese Unie gewerkt worden aan een goed lopend lerarennetwerk zodat leraren kennis kunnen delen en zich verder kunnen ontwikkelen. Europese platforms en congressen kunnen zorgen voor een roulatiesysteem om zo ervaring op te doen in andere onderwijssystemen.
11.1.9 Geef iedereen de kans om een leven lang te leren
In een snel veranderende maatschappij zullen de banen ook snel veranderen of verdwijnen. Werkenden en werkzoekenden moeten daarom ook makkelijk hun vaardigheden en kennis bij kunnen houden door te verbreden, verdiepen of om geheel nieuwe vaardigheden of kennis te leren om zo nuttig te blijven binnen de arbeidsmarkt. Het individu is als eerste verantwoordelijk, maar van de brancheorganisaties, werkgevers en de overheid wordt verwacht dat er geld en tijd wordt vrijgemaakt zodat het personeel zich kan ontwikkelen. De overheid moet hierin een coördinerende rol op zich nemen en moet met name bij praktische banen zorgen voor bewustwording van de noodzaak van een leven lang leren. Er moeten omscholingsfondsen komen; als er in een bepaalde sector een tekort is, moet er budget beschikbaar zijn om werkelozen uit een andere sector op te leiden (bijvoorbeeld winkelmedewerkers naar zorgpersoneel). Vanaf 18 jaar krijgt iedereen een ontwikkelingsbudget, te gebruiken voor onderwijs en kansen op ontplooiing. Wanneer kinderen eerder stoppen met school blijft een groter deel van hun budget beschikbaar voor latere investeringen in erkende opleidingen en ontplooiing. De mogelijkheid bestaat om het budget uit te breiden met private aanvullingen. Het budget vervalt als de pensioenleeftijd is bereikt.
Om ervaring op te doen in de arbeidsmarkt zijn er stages, leerwerkplekken, werkervaringsplekken en traineeships nodig. Afgestudeerden krijgen tijdens hun stage een derde van hun minimumloon en studenten krijgen een stagevergoeding. Bij een traineeship moet dit tenminste minimumloon zijn. Verder moeten stageplekken gekoppeld zijn aan het curriculum van de student en moet er een intensieve samenwerking zijn tussen de stageplek en het opleidingsinstituut.
11.2 Wetenschap voor de wereld van morgen
De waarde van wetenschap valt moeilijk te overschatten. Zij speelt een essentiële rol bij vrijwel alle vooruitgang in de wereld. De Nederlandse samenleving verder ontwikkelen kan niet zonder een goed uitgeruste, adequaat gefinancierde en diverse wetenschappelijke sector. De wetenschappelijke sector is voldoende zelfregulerend om zichzelf te organiseren, maar publieke en private instellingen kunnen alleen excelleren wanneer het overheidsbeleid hen daartoe in staat stelt.
11.2.1 De rol van wetenschappers in het publieke debat
In tijden met een overvloed aan informatie hebben experts de belangrijke functie om het kaf van het koren te scheiden. De Jonge Democraten vinden het daarom noodzakelijk dat de maatschappelijke zichtbaarheid van wetenschap bevorderd en vergroot wordt. Kennisinstellingen moeten toegankelijk communiceren en continu het debat aangaan, binnen én buiten de universiteit. Het takenpakket mag echter niet te groot worden. Instellingen moeten beleid ontwikkelen dat meer variatie en een betere balans in de werkzaamheden van wetenschappers toestaat. De overheid heeft de taak om waar nodig instellingen (financieel) te ondersteunen bij het vergroten van hun rol in de maatschappij. Bovendien moeten niet-wetenschappelijke publicaties die bijdragen aan de maatschappelijke zichtbaarheid van wetenschap mee worden gewogen in de functiebeoordeling van onderzoekers. Vrije toegang tot informatie (open access) en hoge transparantie moeten streefwaarden zijn van de wetenschappelijke sector. Wanneer onderzoeksresultaten, de onderliggende data en discussie hierover openbaar toegankelijk zijn, kunnen deze elkaar versterken en leiden tot beter vervolgonderzoek. We zijn er groot voorstander van om, binnen de grenzen van de privacywetgeving, publicaties van publiek gefinancierd onderzoek vrij toegankelijk te maken en het openbaar beschikbaar maken van onderzoeksdata te verplichten. Om publiceren toegankelijk(er) te maken zouden wetenschappelijke tijdschriften zonder winstoogmerk moeten werken.
11.2.2 Arbeids(markt)positie van wetenschappelijk personeel
Wetenschappelijk personeel komt structureel tijd tekort om kwalitatief goed onderwijs en onderzoek te kunnen bieden. De studentenaantallen groeien, maar de omvang van het wetenschappelijke personeel groeit niet mee. Er liggen te veel taken op het bordje van de docent, waardoor de kwaliteit van het onderwijs en de persoonlijke begeleiding van studenten onder druk staat. Tegelijkertijd is de publicatiedruk erg hoog, waarbij ook nog eens te veel gestuurd wordt op kwantiteit in plaats van kwaliteit. Dit is geen duurzame strategie. Het hoger onderwijs wordt steeds meer een broedplaats voor psychische klachten. Er zijn daarom dringend aanvullende middelen nodig om extra wetenschappelijk personeel aan te nemen en extra zekerheid te bieden aan dat personeel. Vaste contracten moeten de regel worden, zodat wetenschappelijk personeel niet van tijdelijk contract naar tijdelijk contract gaat en moet concurreren met collega’s. Veel kennis gaat verloren wanneer een instelling iemand na een paar jaar geen vast contract kan geven. Extra aandacht is daarbij nodig voor de arbeidsrechtelijke positie van (beurs)promovendi, zodat zij dezelfde arbeidsrechten hebben als de rest van het wetenschappelijke personeel. Het is vooral te danken aan de enorme toewijding van het personeel dat Nederlandse kennisinstellingen nog steeds tot de wereldtop behoren. Om ervoor te zorgen dat Nederland tot de wereldtop blijft behoren, steunen wij de ontwikkeling om meer hoogleraren met een onderwijsprofiel aan te stellen. Deze hoogleraren worden aangesteld op basis van hun onderwijsprestaties en niet alleen op basis van hun onderzoeksprestaties. Zij kunnen zich vooral richten op onderwijs, wat anderen weer de ruimte geeft om meer met onderzoek bezig te zijn.
11.2.3 Financiering van wetenschappelijk onderzoek
De in de vorige paragraaf genoemde problematiek wordt grotendeels veroorzaakt door het financieringsmodel van de wetenschap. Zo zijn wetenschappers sterk afhankelijk van en moeten onderling concurreren om beursaanvragen. Onderzoekers zijn onnodig veel tijd kwijt aan deze beursaanvragen. Dit gaat ten koste van onderzoekstijd. De Jonge Democraten vinden dat kwalijk en ondersteunen daarom de volgende punten. De Jonge Democraten willen graag naar een structurelere bekostiging, waarin wetenschappers meer vrijheid en zekerheid krijgen. Hierdoor kan de onderzoekskwaliteit groeien, omdat onderzoekers niet langer alleen direct relevant (toegepast) onderzoek hoeven te doen. Er komt meer ruimte voor fundamenteel onderzoek, welke vaak pas later haar waarde bewijst. Via de tweede en derde geldstroom kan nog steeds gestimuleerd worden dat onderzoekskennis in de praktijk gebracht wordt (kennisvalorisatie). Alle vormen van wetenschap hebben hun waarde en verdienen voldoende financiering. Vanwege een tekort aan bèta-wetenschappers is het begrijpelijk dat hier veel in wordt geïnvesteerd. Dit moet echter niet ten koste gaan van de alfa- en gammawetenschappen, waar de financiële druk onevenredig hoog is. De Jonge Democraten pleiten ervoor deze scheefgroei recht te trekken, zonder daarbij andere domeinen te beperken.
Om meer budgetzekerheid te geven vinden wij dat 3% van het BBP besteed moet worden aan R&D-uitgaven (Research & Development), in lijn met het Europese streefgetal. Het behalen van deze norm kan alleen met de hulp van de financiering vanuit het bedrijfsleven en private geldschieters. De overheid moet daarom een klimaat faciliteren waarin het voor het bedrijfsleven aantrekkelijk is om in R&D te investeren. Hierbij mag de wetenschappelijke onafhankelijkheid nooit in gevaar komen. Binnen deze normering mag het aandeel voor hogeronderwijsinstellingen niet krimpen.
11.2.4 Internationale kennisuitwisseling en samenwerking
Globalisering en de daarmee samenhangende complexe, vaak mondiale uitdagingen vereisen internationale samenwerking. Internationale samenwerkingsverbanden moeten daarom ten volste worden benut en gestimuleerd. Europese en mondiale uitwisselingsprojecten (bv. het Erasmusprogramma) moeten toegankelijk zijn voor onderzoekers en studenten, zodat lokale expertise internationaal tot zijn recht kan komen, en vice versa. Zowel het vergaren als het delen van kennis moeten speerpunten zijn van onderzoekers en overheden. Hierbij staan de Jonge Democraten voor een eerlijke kennisdeling die leidt tot een grotere gezamenlijke kennis om grensoverstijgende problemen aan te pakken. Daarbij is het vanwege mogelijk misbruik van wetenschappelijke kennis door andere mogendheden wel van belang een zorgvuldige afweging te maken welke kennis wel of niet gedeeld wordt.
Om internationale samenwerking te bevorderen zijn de Jonge Democraten voorstander van een internationaal onderzoeksplatform waarop publiek gefinancierd onderzoek vrij toegankelijk is. Dit initiatief, bij voorkeur kosteloos te gebruiken, draagt bij aan een betere verspreiding en inbedding van wetenschappelijke kennis. Het auteursrecht wordt behouden om de concurrentiepositie van Nederlandse onderzoekers te waarborgen. Internationalisering is van invloed op de concurrentiepositie van Nederland in de wereld. Deze kan worden bevorderd door talent en expertise ruimte te bieden en te investeren in onderwijs en wetenschap, zodat organisaties en bedrijven zich in Nederland gaan vestigen.
11.2.5 Diversiteit en inclusie in de wetenschap
Een eenzijdige blik op de inhoud en de werkwijze van wetenschappelijk onderzoek kan een vertekend en onvolledig beeld geven. Het is daarom belangrijk dat onderzoekers en onderzoeksgroepen een realistische afspiegeling zijn van de veelzijdige perspectieven van de maatschappij. Wij zijn daarom voorstander van meer multi- en interdisciplinair onderzoek, zodat gestimuleerd wordt om onderwerpen vanuit meerdere kanten te belichten. Zolang Nederland slecht scoort op internationale ranglijsten op het gebied van inclusiviteit in de wetenschap zijn extra maatregelen nodig. Om meer pluriformiteit te creëren, moeten studenten, promovendi en postdocs van verschillende achtergronden allereerst structureel worden betrokken bij het maken van wetenschapsbeleid. De Jonge Democraten vinden daarnaast dat Nederland moet deelnemen aan Europese initiatieven die zich inzetten voor meer diversiteit in de wetenschap. Ten derde moeten onderzoeksvoorstellen anoniem behandeld worden, tenzij aannemelijk gemaakt kan worden dat de kenmerken van de aanvrager relevant zijn bij de beoordeling. Bovendien moeten wetenschappers zich bewustzijn dat de kennislacunes uit het verleden oneerlijke gevolgen hebben, omdat we op deze vertekende bestaande kennis voortbouwen. Ten vierde, om het monitoren van pluriformiteit te stimuleren hebben diversity officers meer capaciteit en ondersteuning nodig. Ten slotte zijn de Jonge Democraten voorstander van het instellen van een tijdelijk vrouwenquotum voor de onderzoeksposities bij hogeronderwijsinstellingen.
11.3 Een progressieve toekomstvisie op onderwijs en wetenschap
Met een passend, flexibel en kwalitatief hoogwaardig onderwijssysteem, de allerbeste docenten voor de klas en brede extracurriculaire ontwikkelingsmogelijkheden als speerpunten dragen de Jonge Democraten een visie uit waarin elk kind dezelfde kansen gegeven wordt om succesvol te worden; op welke manier hij of zij dat woord dan ook interpreteert. Het aantrekken van jong talent naar de academische wereld, wetenschappelijke vrijheid en het nastreven van nationale en internationale samenwerkingsverbanden zijn daarnaast de streefwaarden waarmee Nederland over de lange termijn toekomstbestendig gemaakt kan worden.