Verblijf op terroristisch gebied
De ALV van de JD, bijeen te Leeuwarden op 30 en 31 januari 2016
constaterende dat
- Het ongewenst is dat Nederlanders naar het buitenland reizen om zich als strijder
aan te sluiten bij terroristische organisaties; - Er voorstellen zijn gedaan om het verblijf in gebied onder controle van
terroristische organisaties strafbaar te stellen.
overwegende dat
- Fundamentele rechten zoals het vrije recht op vestiging, het recht op familieleven,
het recht op godsdienst en het recht op informatievergaring gerespecteerd dienen te
worden bij de bestrijding van uitreizen; - Het ongewenst is dat mensen zonder terroristische of anderszins strafwaardige
intenties vervolgd kunnen worden voor het verblijf in gebied onder controle van
terroristische organisaties; - Er voldoende strafbaarstellingen zijn om uitreizigers die in het buitenland
terroristische misdrijven plegen of voorbereiden te vervolgen, zoals opgesomd in
artikel 83 van het Wetboek van Strafrecht.
spreekt uit dat
- Het verblijf in een gebied onder terroristische controle niet apart strafbaar moet
worden gesteld.
en gaat over tot de orde van de dag.
Toelichting:
De strafrechtelijke aanpak van uitreizigers strandt vaak op het bewijs dat er
terroristische misdrijven zijn gepleegd in het buitenland. Om die bewijslast te
verlichten is voorgesteld om het verblijf in een gebied onder controle van terroristische organisaties strafbaar te stellen. Een dergelijke strafbaarstelling is
onwenselijk omdat het een zware inbreuk vormt op het recht van vrije vestiging.
Daarnaast zouden ook bijvoorbeeld journalisten, hulpverleners, pelgrims en
bezoekende familieleden strafbaar zijn. Wanneer de strafbaarstelling zich zou
beperken tot mensen met terroristische of anderszins strafwaardige motieven, voegt
dit weinig toe aan de bestaande en zeer ruime strafbaarstellingen van
voorbereidingshandelingen met een terroristisch oogmerk.