Urban farming, of in het Nederlands stadslandbouw, wat is dat nou? Binnen en buiten de Jonge Democraten komt het vaak ter sprake als dé oplossing voor het wereldwijde voedselprobleem en een duurzame lokale voedselproductie. Maar is dat ook daadwerkelijk zo, biedt het die kansen of is het luchtfietserij met een goed marketingverhaal?

 

Om daar achter te komen organiseerde de werkgroep Ruimte & Mobiliteit op vrijdag 15 december jl. een excursie op Strijps S in Eindhoven met een bezoek aan de stichting ‘Duurzame Kost’. Een stichting welke als doel heeft om duurzame kost te produceren én mensen aan duurzame kost te helpen. De stichting heeft zodoende ook een sociale component, welke zelfs onderdeel is van het bedrijfsplan, maar daarover later meer.

Terug naar het begin, wat is stadslandbouw nou eigenlijk? Volgens de meest gangbare definities ‘Het verbouwen van voedsel in en rond de stad, dichtbij de burger’. Op weg naar ‘t Veem (waar Duurzame Kost is gevestigd) passeren we een kleine moestuin midden op Strijp S. Lachend wordt opgemerkt dat we niet verder hoeven te gaan, want zo’n moestuin is toch stadslandbouw in optima forma?

Zodra we de Veemhal inlopen en naar de 5e verdieping moeten begrijpen we direct dat stadslandbouw toch echt meer is dan die moestuin. We stappen een ruimte binnen met een roze gloed, waar allemaal piepschuimen platen drijven in twee grote bakken met water. In elke piepschuimen plaat zitten gaatjes waar allerhande groenten in groeien. Ook zien we in de verte een paar grote bakken water met rondzwemmende vissen. Jos, de oprichter van Duurzame Kost verwelkomt ons met koffie.  Hij vertelt waarom hij deze stichting is gestart en wat ze precies doen. Mede door zijn passie weet hij zijn technische verhaal goed over te brengen.

Hij vertelt ons dat Duurzame Kost volgens de methode van ‘aquaponics’ werkt in combinatie met een ‘hydrocultuur’. De gedachte van aquaponics houdt in dat afvalstoffen van de vissen de voedingsstoffen zijn van de planten. Door het water te circuleren via een bak met bacteriën krijgen de groente hun voeding. Het water dat niet verdampt of verbruikt is door de groente stroomt weer terug naar de vissen. Ook hoeven er, naast het gewone vissenvoer, geen extra voedingsstoffen zoals mineralen te worden toegevoegd. Bij hydrocultuur hangen de planten boven het water en hun wortels raken het water, door lucht toe te voegen aan het water krijgen de planten zo alle voedingstoffen tot zich. Het voordeel van hydrocultuur is dat er altijd voldoende water is en er minder kans op ziektes. Wel vergt het meer investeringen in installaties dan bij groente in de grond.

Behalve in het technische verhaal neemt hij ons ook mee in het bedrijfsplan. Wat opvalt is zijn transparantie hierover. De groente- en visverkoop is goed voor het merendeel van de inkomsten, de andere inkomsten komen o.a. uit kennisdeling en de sociale component: de begeleiding van autistische jongeren en hen de arbeidsmarkt op te krijgen. De oogst aan vis en groente wordt verkocht aan restaurants op Strijp S en de marktkraam in de Vershal onderin het Veem; productie en verbruik binnen een straal van 300 meter!

Alles in het bedrijfsplan staat in dienst van het circulaire duurzame verhaal. De afnemers geven bijvoorbeeld aan wat zij verwachten nodig te hebben, zodat de teelt kan worden afgestemd. Ook richting de leveranciers wordt gekeken of afvalstoffen hergebruikt kunnen worden. Bijvoorbeeld door de resten van de vissenslacht te laten hergebruiken door de vissenvoederproducent.

Een excursie zou een excursie niet zijn als er ook nog een rondleiding volgt. Na beschermende kleding te hebben aangetrokken neemt Jos ons mee voor een rondje over ‘de boerderij’; eigenlijk niet meer dan een saaie verdieping van een oud flatgebouw, maar dan met een roze gloed. Deze gloed komt van de speciale LED-lampen, welke zijn afgesteld om de sla zo goed mogelijk te laten groeien. Tijdens de rondleiding komen veel technische details aan bod, maar hij vertelt ons ook over mislukkingen, aanpassingen en toekomstbeelden.

Een mooie uitspraak die daarbij niet mag ontbreken is als Jos ons vertelt over de plek waar de zaadjes tot ontkiemen worden gebracht. “Dit is gewoon een kweektent die elke wietteler bij een growshop koopt. Ja, in zekere zin doen we dus hetzelfde als wiettelers, binnenshuis plantjes kweken, alleen wat wij doen is legaal”. Eens te meer blijkt dat wietteelt en groenteteelt niet per se zo veel verschillen.

Aan het eind van de rondleiding komt nog de vraag voorbij wat wij als Jonge Democraten kunnen betekenen voor een bedrijf als Duurzame Kost. Het antwoord lijkt in eerste instantie wat tegenvallend, namelijk, ‘niet zo veel’. Wat blijkt, vooral het verhaal vertellen dat het concept bestaat, dat het principe werkt en waar mogelijk ons netwerk activeren om het concept te herhalen, dat wat wij zouden kunnen betekenen voor Duurzame Kost.

Met die wijze woorden nemen we afscheid en vervolgen we onze excursie voor een klein toetje. Naast de ’t Veem staan twee oude Philips-fabrieken die zijn omgetoverd tot studio’s. Bovenop beide fabrieken zijn daktuinen aangelegd. Tom, een van de bewoners, verteld ons dat de nu volgroeide daktuinen goed worden gebruikt door de bewoners. Bij goed weer lijkt het ons ook prachtig toeven in deze gezamenlijke daktuinen. Tussen alle bomen zijn veel plekjes te vinden om te ontspannen of een barbecue te houden terwijl het uitzicht over de stad erg goed is.

Met deze blik op de stad komt de excursie tot een einde. Of de manier van stadslandbouw die Duurzame Kost bedrijft hét antwoord is voor het wereldwijde voedselprobleem is niet vast te stellen. Wel dat het bijzonder kansrijk is en erg duurzaam is. Dat laatste is al reden genoeg om dergelijke initiatieven te stimuleren en zo snel mogelijk gemeengoed te laten worden!

 

Door Peet Wijnen