Vrijheid van vereniging
De ALV van de JD, bijeen te Amsterdam op 15-16 juni 2019,
constaterende dat
- de vrijheid van vereniging een grondrecht is.
overwegende dat
- de vrijheid van vereniging een fundamenteel recht is in de liberale rechtsstaat;
- verenigingen private organisaties zijn;
- Verenigingen veelsoortig zijn, waarbij gedacht kan worden aan sportverenigingen, kerkverenigingen, muziekverenigingen en politieke verenigingen;
- de verenigingsvrijheid impliceert dat de vereniging zelf bepaalt wie het lidmaatschap kan verwerven;
- de overheid zeer terughoudend dient te zijn bij het opleggen van regels over op welke wijze mensen zich verenigen;
- het ledenbeleid van een vereniging in dienst moet staan van de statutaire doelstelling van de vereniging.
spreekt uit dat
- de Jonge Democraten de vrijheid van vereniging zien als fundamenteel grondrecht, net als de vrijheid van betoging en de vrijheid van meningsuiting
- verenigingen het recht hebben om zelf over hun ledenbeleid en de overheid slechts in uitzonderlijke gevallen inbreuk op dit recht mag maken.
en gaat over tot de orde van de dag.
Toelichting:
Van uitzonderlijke gevallen is bijvoorbeeld sprake als er sprake is van een vereniging die criminele activiteiten uitvoert of faciliteert, of als een politieke partij weigert bepaalde mensen toe te laten, wat een inbreuk oplevert op het passief kiesrecht.
De wet schrijft nu voor dat leden mogen worden geweigerd als dit in lijn is met de doelstelling van een vereniging. Zo kan worden gedacht aan een leeftijdsgrens bij de JD, een afkomst-eis bij de Turkse Arbeidersvereniging Nederland en de eis dat je minimaal een IQ van 130 moet hebben om lid te worden van Mensa.