Voorwaardelijke invrijheidstelling
De ALV van de JD, bijeen te Eindhoven op 2-3 februari 2019
Constaterende dat:
- De minister voor Rechtsbescherming op 1 mei 2018 een wetsvoorstel heeft gepubliceerd waarin de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling wordt gewijzigd;
- Binnen het huidige stelsel veroordeelden na het uitzitten van 2/3 van een gevangenisstraf in aanmerking komen voor voorwaardelijke invrijheidstelling, tenzij de rechter voorwaardelijke invrijheidstelling uitstelt of achterwege laat;
- In het wetsvoorstel de v.i. wordt beperkt tot maximaal twee jaar en alleen wordt verleend aan veroordeelden die naar het oordeel van het openbaar ministerie “een bijzondere geschiktheid tot terugkeer in de samenleving” hebben laten zien;
Overwegende dat:
- Een doelstelling van gevangenisstraf is dat veroordeelden na het uitzitten ervan weer kunnen meedoen in de samenleving (resocialisatie);
- Het belangrijk is dat voldoende tijd wordt genomen voor geleidelijke overgang van gevangenisstraf naar invrijheidsstelling, onder toezicht en voorwaarden;
- Juist mensen die geen “bijzondere geschiktheid tot terugkeer in de samenleving” laten zien, vaak zonder voorwaardelijke invrijheidstelling niet goed resocializeren en eerder in crimineel gedrag terugvallen;
- Een goede resocialisatie van veroordeelden in het belang van zowel de veroordeelden als van de samenleving;
Spreekt uit dat:
- Een periode van voorwaardelijke invrijheidstelling na gevangenisstraf de regel moet zijn en niet de uitzondering, en dus “bijzondere geschiktheid tot terugkeer in de samenleving” geen criterium zou mogen zijn voor voorwaardelijke invrijheidstelling.
Gerelateerde pagina's
Deze pagina heeft geen gerelateerde pagina's